Schoolontwerp

Het ontwerpen van een school kan vergeleken worden met het werk van een architect. Proberen iets moois te maken dat ook functioneel is, dat past bij de wensen van de opdrachtgever en in de omgeving, dat duurzaam en betaalbaar is. “Een goed ontwerp onderscheidt zich doordat het past in een gegeven situatie. (….) Het maakt optimaal gebruik van de kansen en mogelijkheden en geeft oplossingen voor problemen. Het ontwerp past en geeft vertrouwen aan belangrijke belanghebbenden – niet in de laatste plaats aan de degenen die er mee moeten werken. Een goed ontwerp onderscheidt zich door innerlijke consistentie. De verschillende onderdelen passen bij elkaar en versterken elkaar. Het ontwerp vertoont een sterke innerlijke logica.” (Hooiveld, 2011) .

In het model schoolontwerp kunnen vier lagen worden onderscheiden. Elk van deze lagen bevat weer verschillende aspecten die relevant zijn voor een schoolontwerp. Die vier lagen zijn:In een ideale wereld ontwerpen we een nieuwe school en werken we van boven naar beneden. Want met name de externe analyse kan al duidelijk maken dat er helemaal geen behoefte is aan een nieuwe school – dat scheelt dan veel ontwerptijd. Meestal is er al een school en gaat het om het herontwerpen van een school.
Het ontwerpen van een school is geen lineair maar een iteratief proces. We zullen ervaren dat het pedagogisch ontwerp gevolgen heeft voor de organisatiecultuur, maar ook dat het personeelsbeleid noopt tot aanpassingen in het didactisch ontwerp. Als gezegd streven we naar zo groot mogelijke consistentie in de wetenschap dat al werkende voortdurend bijstellingen nodig zullen blijken te zijn.

In beide schema’s is de term “schoolconcept” dik gedrukt. Een schoolconcept is de praktijktheorie van de school. In dit concept beschrijft de school in grote lijnen hoe de school zijn missie wil bereiken, wat werkt voor de doelgroep(en) van de school in de context waarin de school werkt.
Het schoolconcept verbindt de resultaten van de contextanalyse en de formulering van de missie met (het ontwerp van) de werkprocessen en schoolorganisatie.
In de volgende paragrafen zullen we elke laag wat nauwkeuriger beschrijven. Aan het eind van dit artikel gaan we in op de vraag: Wie ontwerpt ?

Context analyse
Voordat we gaan ontwerpen moet de context zo goed mogelijk in kaart worden gebracht. Daarvoor is nodig dat er gegevens worden verzameld, maar vooral dat die gegevens geïnterpreteerd worden. Om te verhinderen dat we verdrinken in de veelheid van data die beschikbaar zijn maken we vooraf een keuze: welke onderwerpen en thema’s zijn voor onze opgave relevant?

De interne context heeft betrekking op de leerlingen, de leerkrachten, de schoolleiding en materiële aspecten. Welke leerlingen hebben we op school, wat zijn hun onderwijsbehoeften, wat hebben ze van ons nodig, hoe homogeen willen we de leerling populatie houden of maken? Welke opvattingen over leren, curriculum, klasorganisatie, pedagogiek en sturing hebben de leerkrachten (of zouden we wensen dat ze die hebben)? Welke manier van leidinggeven en ontvangen hebben we of wensen we: “rule based” of “principle based”, centraal of gedeeld? Hoe staat het met de huisvesting, de leer- en hulpmiddelen, de financiële positie?

De externe context heeft betrekking de maatschappelijke omgeving van de school. Rondom een school zien we een groot aantal actoren, allemaal met hun eigen waarden, normen en verwachtingen. De school kan nooit voldoen aan alle verwachtingen van alle spelers, verwachtingen die soms aan elkaar tegengesteld zijn. Maar de school doet er goed aan de verwachtingen van de belangrijkste te kennen. Dat zijn: de ouders (en dan vooral de ouders van potentiële leerlingen), het schoolbestuur, de landelijke en lokale overheid, toeleverende en afnemende scholen, en maatschappelijke organisaties waar de school mee te maken heeft.
In het ontwerp houden we er rekening mee dat de externe context niet stabiel is. Het ontwerp mag dus niet star zijn, de school moet kunnen meebewegen met de externe context.

We beschikken vaak al over veel informatie die voor een belangrijk deel bruikbaar zal blijken bij het maken van de context analyses. Ten aanzien van de externe analyse zal wellicht een inspanning moeten worden geleverd om voldoende data te hebben op basis waarvan we kunnen vaststellen dat we weten waar we de komende vijf tot tien jaar aan toe zijn in termen van demografische, economische, sociaal-culturele, technologische, ecologische en politiek-bestuurlijke ontwikkelingen.

Missie
De missie van de school is de opdracht die de school zichzelf geeft. De missie wordt geformuleerd op basis van de resultaten van de context analyse. De missie is een zo beknopt mogelijke tekst waarin helder wordt verwoord wat de school doet, wat het resultaat is dat de school nastreeft, voor wie en met wie de school dat doet, vanuit welke opvattingen en identiteit de school dat doet. Een missietekst is geen slogan, geen motto. Maar als er een heldere missie is kan dat de basis vormen van die slogan, dat motto.
Een missie is blijvend, en kan niet zonder gevolgen voor schoolconcept, werkprocessen en schoolorganisatie worden gewijzigd.

Schoolconcept
Als eerder aangeven is dit de schakel die de missie verbindt met de werkprocessen en de schoolorganisatie. Het is de praktijktheorie die richting geeft aan die twee lagen in het model. Grofweg kunnen we vier basisconcepten onderscheiden:
A. (Neo-) klassikale scholen. Kenmerken: leerlingen van dezelde leeftijd werken aan dezelfde inhoud, differentiatie door meer of minder instructie en begeleiding of door aanpassing van taken.
B. Geïndividualiseerde scholen. Kenmerken: onderwijsbehoeften van leerlingen worden nauwkeurig vastgesteld, het onderwijs wordt daaromheen georganiseerd in kleine instructiegroepen.
C. Ontwikkelingsgerichte scholen. Kenmerken: de individuele ontwikkeling van de leerlingen staat centraal, leerlingen zijn eigenaar van hun leerproces.
D. Gemeenschapsscholen. Kenmerken: leerlingen werken vaak samen aan thema’s en projecten, leerlingen leveren een bijdrage op basis van hun individuele competenties en capaciteiten, de school wil een leergemeenschap zijn.
In de praktijk van alledag zullen ongetwijfeld mengvormen ontstaan. Maar de voorkeur voor een schoolconcept maakt duidelijk hoe de school twee belangrijke dimensies met elkaar verbindt: (de operationalisatie van) het curriculum en de wijze waarop de leerlingen worden georganiseerd.

Werkprocessen
Werkprocessen zijn het hart van wat een school doet met zijn leerlingen. Ze worden in hoge mate bepaald door het schoolconcept. Ze dragen dat concept en de missie van de school, zoals ook zichtbaar is gemaakt in de afbeelding waarmee dit artikel begint.

Het pedagogisch ontwerp laat zien hoe de leerkrachten en leerlingen met elkaar omgaan in en buiten de les. Het is de pedagogische huisstijl, een in voldoende mate samenhangende pedagogische aanpak door de volwassenen die voorspelbaar is voor de leerlingen. In dit ontwerp zien we welke methodiek is gekozen, op welke manier de school omgaat met afwijkend of opvallende gedrag, in welke mate en op welke wijze leerlingen participeren in het onderwijsleerproces.

Het didactisch ontwerp laat zien op welke wijze het leren van kennis en vaardigheden zal worden bevorderd. Het gaat dan om inhouden, (les-)doelen, leerlijnen, methodiek, middelen, differentiatie, monitoring en evaluatie van vorderingen. Het beschrijft standaarden over de wijze waarop een les wordt gestart, de verhouding tussen instructie en zelfstandig werken, en de wijze waarop de les wordt afgerond.

De onderwijsorganisatie beschrijft hoe de leerlingen worden gegroepeerd, hoe leerkrachten en leerlingen aan elkaar worden gekoppeld, wat de taak en rol is van de leerkracht, hoe differentiatie wordt vormgegeven en welke invloed de leerlingen hebben op hun eigen werk en manier van werken. In dit deel van het ontwerp voor VO scholen wordt ook zichtbaar wat de plaats en functie is van de brugperiode en welke doorstroomvarianten er in de school zal zijn.

Het ondersteuningsontwerp richt zich op de samenwerking van de leerkrachten met andere professionals binnen en buiten de school zoals interne begeleiders, orthopedagogen, maatschappelijk werkenden en paramedici. Het gaat om het vormgeven van interdisciplinair werk, waarbij het begrijpen van elkaar beroepstaal en methodiek van groot belang zal blijken. In dit ontwerp krijgt de relatie tussen onderwijs, zorg en soms therapie vorm.

Dienstverlening heeft betrekking op alle aspecten die van belang zijn voor het realiseren van de missie die niet zijn opgenomen in één van de voorgaande elementen van het model schoolontwerp. Het gaat dan uiteraard om de leerlingen en soms ook om de ouders. Denk aan buitenschoolse activiteiten, toegang tot bibliotheken of culturele activiteiten. Maar ook om informatie aan en contact met ouders, participatie in schoolactiviteiten, toegang tot opvoedingsondersteuning en maatschappelijke dienstverlening.

Schoolorganisatie
De organisatie van een school is in beginsel faciliterend voor de werkprocessen. Het ligt dus voor de hand om de schoolorganisatie pas te ontwerpen als de werkprocessen zijn ontworpen. In de praktijk zal dat maar zelden het geval zijn – veel veranderprocessen beginnen met een nieuwe structuur. Dat hoeft geen bezwaar te zijn als het wijzigen van die structuur vanwege de eenmaal ontworpen werkprocessen mogelijk blijft.

In dit ontwerp wordt in elk geval vastgelegd hoe er wordt leidinggegeven in de school. Daarbij gaat het enerzijds om het organogram, de structuur, maar ook om de organisatiecultuur die wordt nagestreefd. Personeelsbeleid, financieel beleid, kwaliteitsbeleid en huisvestingsbeleid komen aan de orde. En bij voorkeur moet de structuur zo simpel mogelijk zijn om verwarring te voorkomen.

De organisatiecultuur tenslotte bepaalt hoe er in de school door alle medewerkers wordt gewerkt en samengewerkt. Werken we op basis van een aantal schriftelijk vastgestelde regels en worden we gestuurd door hiërarchie? Of delen we allemaal een opvatting over de kwaliteit van ons werk, kunnen we elkaar aanspreken op die kwaliteit, leren we van elkaar hoe we kwaliteit kunnen verbeteren?
Organisatieculturen zijn moeilijk te veranderen en dat is relevant voor het herontwerpen van onderwijs in een bestaande school. Onderzoek en ervaring wijzen keer op keer uit dat het goed mogelijk is om mensen in een nieuw organisatie te plaatsen, maar dat daarmee de organisatiecultuur nog niet uit de mensen is verdwenen.

Wie ontwerpt?
De school moet eigenaar zijn van het eigen ontwerp – hulp van buiten is niet zozeer gericht op het maken van een ontwerp als wel op het doen maken van een ontwerp. Direct betrokken zijn in elk geval de leerkrachten, het ondersteunend personeel, de schoolleiding en het bestuur.
Het resultaat van het ontwerpproces moet goed gekend zijn door degenen die er mee moeten werken. Het moet draagvlak hebben. Dat wil zeggen dat de medewerkers er bij voorkeur positief tegenover staan en minimaal aangeven dat er mee te werken is.

Ontwerpen is een creatief en intensief proces. Het is ook een proces waarbij opvattingen botsen, zowel tussen de ontwerpers onderling als tussen de ontwerpers en de uiteindelijke gebruikers. Dit soort botsingen kan de kwaliteit van het ontwerp ten goede komen mits de ontwerpers er goed mee om gaan.

De intensiteit van het proces vraagt om een kleine projectgroep van minimaal drie tot maximaal zeven personen. Die omvang hangt uiteraard samen met de grootte van de school.
Aan de andere kant is het van belang dat met name de leerkrachten maar in zekere zin ook het ondersteunend personeel betrokken zijn bij het ontwerpen van hun school. Zij zijn de directe gebruikers van het ontwerp en zij hebben verstand van zaken. Ontwerpen met een grote groep werkt niet, nog afgezien van het gegeven dat niet iedereen gemotiveerd of toegerust is om dit (soms behoorlijk abstract en theoretisch) werk te doen. In de praktijk betekent het dat medewerkers op verschillende manieren betrokken zijn bij het ontwerpen.

De rol van de schoolleiding is cruciaal in het ontwerpproces. Ontwerpen is immers koers zetten, is het centraal stellen van waarden, is het expliciet maken van datgene wat impliciet aanwezig is. Een goed verlopen ontwerpproces is van grote invloed op de cultuur en later het klimaat in de school. De schoolleiding heeft het ontwerpproces nodig. En het ontwerpproces heeft de schoolleiding nodig. De schoolleiding maakt daarom per definitie deel uit van de ontwerpgroep. Daarom is de schoolleiding actief zichtbaar tijdens teambijeenkomsten die betrekking hebben op het ontwerp.

No responses yet

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *